Inleiding
Het Nederlandse landschap rond pandemische paraatheid is een complex netwerk van wetenschappers, instituten, bedrijven en beleidsmakers. Deze analyse brengt de belangrijkste Nederlandse actoren in kaart die betrokken zijn bij mRNA-technologie, gain-of-function-onderzoek, pandemiebeleid en internationale gezondheidsorganisaties (WHO, CEPI, GAVI, EU, WEF, Wellcome Trust). We belichten hun onderlinge connecties, mogelijke belangenverstrengelingen, financieringsstromen en de overlap tussen wetenschap, beleid en commerciële belangen. Daarbij kijken we zowel historisch (de ontwikkeling van de “bio-governance” infrastructuur) als naar de huidige situatie. Ook wordt de rol van media en communicatie belicht in de normalisatie en legitimatie van pandemiebeleid.
Wetenschap en Onderzoek: Sleutelfiguren en Instituten
Marion Koopmans (Erasmus MC) – Hoogleraar virologie en hoofd van de Viroscience afdeling Erasmus MC, wereldwijd bekend om haar werk rond zoönosen. Koopmans is lid van de Wetenschappelijke Adviesgroep van de WHO voor Research & Development (R&D) voor opkomende ziekten (de “Blueprint” lijst) en adviseur van de WHO op het gebied van uitbraken. In 2020-21 was zij een van de onderzoekers in het WHO-team in Wuhan dat de oorsprong van SARS-CoV-2 onderzocht. Haar prominente positie in zowel nationale (Outbreak Management Team, OMT) als internationale gremia (WHO adviesgroepen) illustreert de personele overlap tussen wetenschap en beleid. Er is publieke kritiek geweest op haar rol in het afwijzen van de lab leak-hypothese; een Amerikaanse waakhond noemde haar “geconflicteerd” omdat zij (en collega’s zoals de Duitse viroloog Christian Drosten) publiekelijk de laboratoriumtheorie bekritiseerden en samenwerking hadden met partijen als EcoHealth Alliance. Dit wijst op de spanningslijn tussen wetenschappelijke advisering en perceptie van objectiviteit bij mogelijke belangenverstrengeling.
Ron Fouchier (Erasmus MC) – Moleculair viroloog bekend van gain-of-function onderzoek. In 2011 creëerde Fouchier een gemodificeerde H5N1-vogelgriep die overdraagbaar werd onder zoogdieren, wat wereldwijd debat uitlokte over dual-use research. De Nederlandse regering eiste toen dat Fouchier vóór publicatie een exportvergunning zou verkrijgen wegens bioveiligheidsregels. Uiteindelijk mocht de studie gepubliceerd worden, maar pas na juridische stappen en strengere toetsing. Fouchiers case onderstreept hoe Nederlands onderzoek direct invloed had op internationale beleidsvorming rond risicovol virologisch onderzoek. Erasmus MC, waar Fouchier en Koopmans werken, is een WHO Collaborating Centre voor nieuwe infectieziekten en vormt een knooppunt in het netwerk: onderzoekers van hier (zoals Fouchier en Koopmans) adviseren zowel nationaal (OMT, Gezondheidsraad) als internationaal (WHO, EU) over pandemische dreigingen.
Ab Osterhaus (voormalig Erasmus MC, thans TiHo Hannover) – Nederlands viroloog die een centrale rol speelde bij eerdere uitbraken (SARS1, H5N1, Mexicaanse griep) en oprichter was van het bedrijf Viroclinics. Osterhaus was lange tijd hoofd virologie Erasmus MC en voorzitter van de European Scientific Working Group on Influenza (ESWI). Zijn loopbaan toont “interlocking directorates”: hij combineerde wetenschappelijke, adviserende en commerciële petten. In 2009 tijdens de Mexicaanse griep adviseerde Osterhaus het kabinet als OMT-lid en zat hij in de Gezondheidsraad, terwijl hij tegelijk voorzitter was van ESWI (gesponsord door vaccinfabrikanten) en mede-oprichter van ViroClinics. Deze dubbelfuncties leidden tot een parlementair spoeddebat over mogelijke belangenverstrengeling. Daaruit bleek onder meer dat Osterhaus’ advies leidde tot de aankoop van 34 miljoen vaccindoses bij fabrikanten (GSK en Novartis) die ESWI financierden, en dat zijn eigen bedrijf ViroClinics die vaccins testte en de variant van GSK als “beste” beoordeelde. Minister Klink wijzigde op aanraden van Osterhaus zelfs de leverancier (van Solvay naar GSK) vanwege een extra immuunversterker in het GSK-vaccin. Dit voorbeeld toont de nauwe band tussen wetenschap, beleid en industrie: een wetenschapper-adviseur met industriebanden die beleidsbeslissingen beïnvloedt in het voordeel van bepaalde fabrikanten. Osterhaus’ latere betrokkenheid bij One Health-initatieven (zoals het One Health Platform sinds 2015) en zijn aanwezigheid in media als “tv-viroloog” laten zien hoe één persoon kennis, netwerken en publiekscommunicatie verenigt.
Overige belangrijke onderzoeksknooppunten – Naast Erasmus MC zijn andere instituten van belang:
- RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) – Huisvest het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) en het voormalige Nederlands Vaccin Instituut. RIVM was historisch een vaccinproducent (poliovaccins, BMR, enz.) en heeft als WHO-referentielab en coördinator van surveillance een internationale rol. Jaap van Dissel (directeur CIb) is een centrale beleidsadviseur (voorzitter OMT) die nationaal de pandemie-aanpak leidde. Zijn nevenfuncties zijn beperkt tot academische (hoogleraar LUMC) en adviesrollen, maar RIVM als instituut krijgt ook middelen via EU-programma’s en werkt nauw samen met ECDC en WHO. Een proefschrift uit 2017 toonde aan dat het Nederlandse publieke vaccinapparaat (RIVM/NVI) decennialang een “harde maar onderbelichte positieve impact” had op wereldwijde vaccinvoorziening – bijvoorbeeld door technologie en kennis uit Bilthoven over te dragen aan producenten in India en China. Dit illustreert een continuüm van Nederlandse wetenschap naar globale gezondheidswinst. Na de verkoop van RIVM’s vaccinproductietak in 2012 (aan Serum Institute of India) stagneerde deze technologische kennisdeling echter, wat vragen opwierp over publieke belangen versus privatisering.
- Intravacc (Institute for Translational Vaccinology) – Voortgekomen uit het RIVM (gevestigd in Bilthoven) en gespecialiseerd in vaccin R&D en technologie-transfer. Intravacc is een relatief onderbelichte maar cruciale speler: het is een publieke ontwikkelorganisatie (tot voor kort volledig in handen van VWS) die technologieplatforms ontwikkelt en deze deelt met internationale partners. CEPI heeft Intravacc in 2022 geselecteerd voor een baanbrekend project: een intranasale “breed beschermende” beta-coronavirusvaccin kandidaat. CEPI verstrekt tot $4,8 miljoen seed-financiering aan Intravacc voor de preklinische ontwikkeling van dit vaccin, dat via neusdruppels immuniteit moet opwekken tegen SARS-CoV-1, SARS-CoV-2 en MERS. Dit benadrukt het vertrouwen in Nederlandse vaccintechnologie. Tegelijk was de toekomst van Intravacc onzeker: de Nederlandse overheid besloot in 2023 het instituut te privatiseren. In een veiling kondigde het Ministerie van VWS aan Intravacc te verkopen, waarop oppositiepartijen waarschuwden voor het verlies van een strategische publieke vaccinfaciliteit. CEO Dr. Jan Groen betoogde dat privatisering nodig is omdat “de ontwikkeling van nieuwe vaccins geen overheidstaak is”. De paradox is duidelijk – terwijl Nederland internationaal vooroploopt in open science en vaccinbijdragen, wordt de eigen infrastructuur gecommercialiseerd, wat mogelijk invloed heeft op toekomstige publieke missies.
- Crucell / Janssen Vaccines (Leiden) – Oorspronkelijk een Nederlandse biotech start-up, is Crucell bekend van het ontwikkelen van de PER.C6-cellijn en adenovirus-vectorvaccins. In 2011 werd Crucell overgenomen door Johnson & Johnson en hernoemd tot Janssen Vaccines. Sindsdien is de Leidse vestiging het globale R&D-centrum van J&J voor vaccins. Het J&J/Janssen COVID-19 vaccin (Ad26.COV2.S, in 2020-21 ontwikkeld) bouwde direct voort op technologie en expertise van voormalige Crucell-wetenschappers. Zo leidt dr. Hanneke Schuitemaker (Nederlands viroloog vanuit Crucell) het virale vaccins onderzoek bij Janssen. Janssen/Crucell vertegenwoordigt de industriële tak waar Nederlands talent en innovatie zijn ingebed in een multinationale farmaceut – een voorbeeld van “brain drain/brain gain”. Deze site werkte samen met o.a. BARDA (VS) en Hubrecht Institute (voor preclinisch onderzoek met organoïden) tijdens de pandemie. Het Crucell/Janssen-netwerk toont verwevenheid: publieke investeringen (oorspronkelijk overheidssubsidies aan Crucell) leidden tot private innovatie, die tijdens COVID weer door overheden werd ingekocht.
- Overige onderzoekscentra: Het Hubrecht Institute (KNAW) in Utrecht – centrum voor ontwikkelingsbiologie en home van de organoïden-technologie – speelde indirect een rol door human organoids te leveren voor SARS-CoV-2 onderzoek, en zijn oud-directeur prof. Hans Clevers illustreert de wisselwerking wetenschap-industrie (hij stapte in 2022 over naar farmaconcern Roche). Ook het Nederlands Kanker Instituut (NKI-AVL) droeg bij op raakvlakken van pandemie en mRNA-technologie: oncologen van het NKI onderzochten de effectiviteit van COVID-19 mRNA-vaccins bij kankerpatiënten, en de kennis van mRNA-platforms voor kankertherapie effent de weg voor vaccintechnologie in brede zin. Universiteiten als Wageningen (Bijv. Wageningen Bioveterinary Research) ontvingen CEPI-subsidies voor vaccinontwikkeling tegen zoönoses (Rift Valley-koorts) samen met bedrijven als Batavia Biosciences en BunyaVax. Dit laat zien hoe wetenschappelijke instellingen, vaak publiek gefinancierd, onderdeel zijn van internationale consortia gefaciliteerd door coalities als CEPI.
Politiek en Beleidsnetwerken
Ministerie van VWS en OMT – Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is formeel verantwoordelijk voor pandemiebeleid, maar vertrouwt sterk op adviesnetwerken. Het Outbreak Management Team (OMT), voorgezeten door RIVM/CIb-directeur Jaap van Dissel, bracht wetenschappers (Koopmans, van Dissel zelf, intensivist Diederik Gommers, etc.) samen met adviseurs van bijvoorbeeld de GGD. Hier zien we personele overlap: Marion Koopmans zat zowel in het OMT als in WHO-expertgroepen; Van Dissel adviseerde zowel het kabinet als via het Europese ECDC zijn buitenlandse collega’s. De transparantie over mogelijke belangen in het OMT kwam onder een vergrootglas te liggen. Zo moest OMT-voorzitter Van Dissel zich in de Tweede Kamer verantwoorden over nevenfuncties en eventuele connecties met farmaceuten – officieel bleken die beperkt (zijn opgegeven nevenfuncties zijn o.a. hoogleraarschap LUMC). Desondanks is de verwevenheid subtieler: Van Dissel is lid van de Gezondheidsraad, waarin ook Marion Koopmans sinds 2018 zitting heeft, en de Gezondheidsraad adviseert weer over vaccinatiebeleid. Dit betekent dat een kleine groep experts verschillende advieshoeden op heeft.
Pandemiebeleid en internationale coördinatie – Nederland speelt op hoog politiek niveau mee in internationale initiatieven. In juni 2020 sloot de Nederlandse regering zich aan bij de Inclusive Vaccine Alliance (met Duitsland, Frankrijk, Italië) om toegang tot COVID-19 vaccins te versnellen. Deze alliantie sloot rechtstreeks een deal met AstraZeneca voor 300 à 400 miljoen doses, waarmee Minister Hugo de Jonge proactief handelde nog vóór de EU als geheel een overeenkomst had. Dit toont de lobbykracht en het netwerk van Nederland binnen de EU: Nederlandse bewindslieden zaten op één lijn met hun Duitse en Franse collega’s en wisten via diplomatieke kanalen een vroege toegang tot vaccins te regelen. Later droeg de alliantie de deal over aan de Europese Commissie, maar Nederland had zich reeds geprofileerd als voortrekker.
Ook bij het vormgeven van een toekomstig pandemisch verdrag en de opschaling van WHO-bevoegdheden is Nederland actief. In 2021-2023 werkte een Intergovernmental Negotiating Body aan een WHO-pandemieakkoord; Nederland steunt zo’n bindend instrument volgens de Dutch Global Health Strategy 2023-2030. Die strategie benadrukt internationale solidariteit en coalities zoals CEPI voor sneller vaccinontwikkelen (“100-dagen missie”). Minister Ernst Kuipers (VWS) hostte in 2023 samen met de WHO het World Local Production Forum in Den Haag om wereldwijde vaccinproductiecapaciteit te bespreken. Zulke evenementen laten de beleidsmatige overlap zien: Nederlandse ministers treden op als gastheer voor WHO-initiatieven, waarbij nationale investeringen (zoals een extra €14 miljoen aan CEPI in 2023) worden gekoppeld aan mondiale doelen. Mark Rutte op zijn beurt verscheen op wereldpodia (zoals Global Vaccine Summits) en pledge-de honderden miljoenen namens Nederland aan vaccinallianties. Rutte is bovendien een frequente deelnemer aan World Economic Forum (WEF)-bijeenkomsten, waar hij in panels over mondiale gezondheid zat en informeel netwerkte met leiders van farmaceuten en stichtingen. Deze nauwe banden tussen Nederlandse politieke top en globale gezondheidsfora (WHO, WEF, G20) geven enerzijds invloed, maar roepen anderzijds vragen op over de democratische controle: veel beleid wordt gevormd in internationale gremia waar lobbyisten en NGO’s een grote rol spelen, buiten directe zicht van het parlement.
Belangenverstrengeling en draaideuren – Belangenverstrengeling kan zich ook uiten in carrièrebewegingen tussen publieke dienst en bedrijfsleven. Enkele voorbeelden in de Nederlandse context:
- Oud-minister van VWS Ab Klink ging na de H1N1-periode naar de zorgverzekeringssector (VGZ) – minder direct met farma gelieerd, maar toont de trek van beleid naar gelobbyde sectoren.
- Edith Schippers (Minister VWS 2010-2017) werd na haar politieke loopbaan president van DSM Nederland (toen DSM health, nu onderdeel van chemie/farma), wat illustreert dat persoonlijke netwerken zich uitstrekken over overheid en industrie.
- Feike Sijbesma, voormalig DSM-CEO, werd in 2020 door het kabinet benoemd tot speciaal coronagezant om testcapaciteit op te schalen – een voorbeeld van industrie-expertise inzetten in beleid. Sijbesma’s netwerk via het WEF en als pleitbezorger van publiek-private samenwerking beïnvloedde zo direct de Nederlandse pandemierespons.
Dergelijke “revolving doors” kunnen nuttig zijn voor kennisuitwisseling, maar roepen ook de vraag op of besluiten altijd vrij van commerciële bias zijn. In de H1N1-case van 2009 bleek bijvoorbeeld dat Osterhaus via de Gezondheidsraad mede sturing gaf aan de vaccinaankoop terwijl hij persoonlijke belangen had. Vandaag de dag zijn er protocollen (openbaarmaking nevenfuncties, recusal bij vergaderingen) om dit te mitigeren, maar de praktijk blijft weerbarstig. Uit het Osterhaus-debat leert men dat transparantie pas kwam na kritische media-aandacht en Kamervragen – dit benadrukt het belang van journalistieke en parlementaire controle op deze netwerken.
Industrie en Financieringsstromen
Farmaceutische spelers in Nederland – Ondanks zijn kleine omvang huisvest Nederland meerdere sleutelbedrijven in de vaccin- en biotechnologie:
- Janssen Vaccines (J&J) in Leiden (voorheen Crucell) produceerde één van de COVID-19 vaccins. Deze site profiteerde van internationale publiek-private financiering: de ontwikkeling van het Janssen COVID-vaccin werd mede gesteund door het Amerikaanse BARDA en opgenomen in COVAX. Crucell zelf had in de jaren ervoor al EU-subsidies ontvangen voor technologieplatforms. De koppeling tussen Janssen en de Nederlandse overheid is ook concreet: tijdens de pandemie werd productie in Leiden opgevoerd en Nederland sloot contracten voor levering.
- MSD heeft in Nederland grote vestigingen (Oss, Haarlem) en via dochterbedrijf MSD Animal Health (Intervet) in Boxmeer een wereldcentrum voor veterinaire vaccins. Deze veterinaire tak werkt samen met academie (WUR) en ontving Europese subsidies om zoönosevaccins te ontwikkelen, deels overlappend met One Health-agenda.
- AstraZeneca’s supply chain had een cruciale schakel in Leiden: het bedrijf HALIX B.V. – een contract development and manufacturing organisatie (CDMO) – produceerde de werkzame stof voor het Oxford/AZ-vaccin. HALIX sloot in 2020 een overeenkomst met AstraZeneca om grootschalig vaccinproductie te verzorgen. In 2021 ontstond een Europees schandaal toen leveringen stokten en de EU ontdekte dat het VK mogelijk voorrang kreeg vanuit deze fabriek. Interessant genoeg had de Nederlandse staat de mogelijkheid om in 2020 in HALIX te investeren voor opschaling, maar zag daar toen van af. Hierdoor ging potentiële controle over productiecapaciteit verloren. Dit voorbeeld laat zien hoe industriële spelers onderdeel worden van geopolitieke discussies, en hoe nationale investeringskeuzes directe impact hebben op beschikbaarheid van vaccins.
- Intravacc (opnieuw te noemen bij industrie vanwege haar unieke status als overheidsbedrijf in transitie naar privaat) – levert naast R&D ook contractproductie (GMP faciliteiten tot 200 liter) en heeft vaccintechnologie overgedragen op het gebied van polio, mazelen, DTP, Hib en influenza. Intravacc’s model was om middels fee for service en partnerships inkomsten te genereren, terwijl VWS als aandeelhouder publieke randvoorwaarden stelde. Financieringsstromen hier liepen zowel via overheidsbudget (VWS gaf subsidies voor publieke taken) als via internationale grants (NIH/NIAID kende Intravacc in 2022 $14,6 mln toe voor een gonorroe-vaccinproject). De verkoop van Intravacc in 2023 markeert een verschuiving: waarschijnlijk zullen investeerders en mogelijk een buitenlandse partij instappen, waarmee ook invloed op prioriteiten kan verschuiven. De Tweede Kamer drong aan op voorwaarden bij verkoop om publieke belangen (zoals paraatheid bij een nieuwe pandemie) veilig te stellen.
Investeringen via CEPI, GAVI en EU – Nederland draagt substantieel financieel bij aan internationale gezondheidsinitiatieven, wat tegelijk interne netwerkeffecten heeft:
- CEPI (Coalition for Epidemic Preparedness Innovations) – Nederland is sinds 2020 een belangrijke donor. In 2020 investeerde VWS €50 miljoen in CEPI om de ontwikkeling van COVID-19 vaccins te steunen. In 2023 kwam daar nog €14 miljoen bij voor bredere paraatheid. Dit geld vloeit deels terug naar Nederlandse organisaties via CEPI-projecten: CEPI heeft tot nu toe ~$111 miljoen geïnvesteerd in Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen. Voorbeelden zijn Batavia Biosciences (Leiden) en BunyaVax (Groningen), kleine biotechbedrijven die partner zijn in CEPI-gefinancierde consortia voor vaccinontwikkeling. Ook Wageningen Bioveterinary Research kreeg CEPI-middelen om een Rift Valley-koortsvaccin naar klinische trials te brengen. Daarnaast is Viroclinics (Rotterdam, opgericht door Osterhaus) geselecteerd als een van de labs in ’s werelds grootste netwerk voor vaccintesten, opgezet en betaald door CEPI. Dit illustreert de circulaire geldstroom: publiek geld (NL -> CEPI) -> internationale pot, die middels competitie weer bij Nederlandse experts terechtkomt, maar met CEPI’s voorwaarden (zoals Equitable Access Policy voor ontwikkelingslanden). Nederland “koopt” met zijn CEPI-bijdrage ook invloed: zo zat minister Kuipers in 2023 bij een CEPI-ondertekening naast CEPI’s vice-CEO Frederik Kristensen, en profileert NL zich als voorvechter van de “100 Days Mission” voor snelle vaccinontwikkeling.
- GAVI, the Vaccine Alliance – Al sinds de oprichting in 2000 is Nederland een trouwe donor. In de eerste vijf jaar gaf Nederland €70 miljoen en tussen 2000-2020 in totaal ruim $742 miljoen aan GAVI. Deze middelen worden via GAVI ingezet om kinderen in lage-inkomenslanden te vaccineren en om gezondheidsstelsels te versterken. In ruil heeft Nederland formeel een stem in het GAVI-bestuur (vaak via een gedeelde donorzetel) en informeel aanzien als ontwikkelingspartner. In 2020 kondigde premier Rutte €325 miljoen aan voor het nieuwe decennium, waarmee Nederland zich schaart in de groep topdonoren (naast o.a. de Gates Foundation, VS, UK). GAVI’s model is publiek-private samenwerking: Gates Foundation was mede-oprichter, UNICEF en WHO zitten erbij, en farmaceuten leveren tegen gereduceerde prijzen. Nederlandse steun aan GAVI loopt via het Ministerie van Buitenlandse Zaken (ontwikkelingssamenwerking), wat wel eens tot fragmentatie leidde: een analist merkte op dat binnen de Nederlandse overheid niet altijd consistent beleid was – men steunde via BuZa prijsverlaging van vaccins, terwijl EZ en VWS tegelijkertijd de eigen vaccinproductie afbouwden. Dit geeft een beeld van institutionele overlap: verschillende ministeries raken bij global health betrokken (BuZa, VWS, EZ), soms zonder geïntegreerde aanpak.
- Europese Unie – Naast bovengenoemde allianties speelt de EU een rol via Horizon Europe-onderzoeksgelden en gezamenlijke inkoop. Nederlandse onderzoekers (bijv. het hierboven genoemde WBVR project) kregen EU Horizon-financiering geïntegreerd met CEPI-funding. Ook droeg de EU bij aan COVAX (het COVID-vaccinendistributiemechanisme van WHO/GAVI/CEPI), waarbij Nederland via zijn EU-afdracht indirect heeft meebetaald aan vaccindonaties aan armere landen. Eurocommissaris Stella Kyriakides prees landen als Nederland voor hun bijdragen aan Team Europe-initatieven. In Nederland zelf heeft de Europese dimensie geleid tot creatie van organen als het EU Health Security Committee waar Nederlandse vertegenwoordigers (RIVM, VWS) aan deelnemen om pandemische plannen af te stemmen. Het is vermeldenswaard dat gedurende de COVID-crisis Nederlandse politici soms manoeuvreerden tussen nationale aanpak en EU-coördinatie – bijvoorbeeld bij grensbeleid, reistests, etc. – wat laat zien dat netwerken niet alleen personen, maar ook niveaus (EU vs nationaal) omvatten.
Belangen en netwerkcorruptie – Het begrip “network corruption” doelt op informele ruil van gunsten binnen netwerken, in plaats van directe omkoping. In de Nederlandse context zou dit bijvoorbeeld kunnen slaan op wetenschappers die via hun netwerk bevorderingen of subsidies regelen voor elkaar, of beleidsmakers die vertrouwelingen op posities plaatsen die de eigen agenda steunen. Een subtiel voorbeeld is de rol van adviesbureaus en denktanks: tijdens de pandemie liet VWS gedragswetenschappelijk advies inwinnen via het Outbreak Management Team gedrag en via externe bureaus (bijv. Desiderius School of Humanities en McKinsey-rapporten). In hoeverre hier sprake was van gesloten netwerken is speculatief, maar kritische Kamerleden vroegen wel naar de keuze van bepaalde experts.
Een meer tastbaar voorbeeld is de eerdere case van het Nederlands Vaccin Instituut: Jan Hendriks’ studie noteert dat na de gedeeltelijke privatisering (overname door Serum Institute) er een kloof ontstond tussen de ontwikkelingssamenwerkingsdoelen (toegang vaccins) en het industriële pad (marktwerking). Dit werd niet zozeer veroorzaakt door individuen die corrupt handelen, maar door institutionele belangenverstrengeling: de ene overheidsarm (BuZa) streeft fair access, terwijl de andere (EZ/VWS) het bedrijf verkocht aan de vrije markt. Het gevolg was mogelijk gemiste kansen voor globale gezondheid. Deze casus laat zien dat netwerken van belanghebbenden (industrie, ministeries, internationale partners) soms tegengestelde prioriteiten hebben, en dat afstemming ontbreekt.
Internationale Organisaties en Nederlandse Connecties
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) – Nederland is lidstaat van de WHO en participeert actief in haar programma’s. Marion Koopmans en anderen fungeren als expert op persoonlijke titel, maar uiteraard met Nederlands mandaat. Zo is Koopmans lid van SAGO (Scientific Advisory Group for Origins) op voordracht, ondanks controverses hierover. Het RIVM is WHO Collaborating Centre voor infectiecontrole en heeft dus directe lijnen naar Genève. Politiek steunt Nederland versterking van de WHO; in 2021 voegde Nederland zich bij de groep landen die een Pandemic Treaty wensten. Daarnaast dragen Nederlandse bijdrages aan WHO-noodfondsen, bijvoorbeeld voor ACT-A (Access to COVID-19 Tools Accelerator). Tegelijkertijd is er invloed van WHO op Nederlands beleid: veel corona-adviezen van OMT baseerden zich op WHO-richtlijnen. De banden zijn ook persoonlijk: voormalig RIVM-vaccinoloog dr. Marie-Paule Kieny ging naar de WHO (adjunct DG voor Health Systems) en zat in Hendriks’ promotiecommissie, wat illustreert de nauwe gemeenschap.
CEPI – CEPI’s board kent geen vaste Nederlandse zetel, maar Nederlanders zijn betrokken via wetenschappelijke comités en als ontvangerorganisaties. Zoals genoemd ontving Intravacc CEPI-geld, en ook het Delftse bedrijf DSM heeft via dochterbedrijf DSM Pharmaceuticals ooit productiefaciliteiten aangeboden voor CEPI-projecten (bijvoorbeeld lipide-nanodeeltjes voor mRNA). In beleidszin is Nederland coalitiepartner: CEPI werd gelanceerd op het WEF te Davos in 2017 met steun van o.a. de regering van Noorwegen, India, de Gates Foundation en Wellcome Trust. Hoewel Nederland geen founding member was, trad het in 2020 toe als financier. In de “historische continuïteit” is CEPI te zien als opvolger van eerdere publiek-private instrumenten. FAIR (mogelijk refererend aan een eerder Nederlands initiatief) zou kunnen slaan op de inspanningen in de jaren ’90/’00 zoals het Netherlands Vaccine Institute dat samenwerkte met ontwikkelingspartners, of op fora als het “Influenza Vaccine Technology Transfer” project in Bilthoven. CEPI bouwt voort op het idee dat mondiale paraatheid gebaat is bij coalities; Nederland’s betrokkenheid bij CEPI is feitelijk de voortzetting van een traditie waarin Nederlandse experts (bij RIVM/Intravacc) meededen aan internationale vaccinplatforms, maar nu meer op bestuurlijk en financieel niveau.
GAVI en UNICEF – De Nederlandse regering onderhoudt hechte banden met GAVI’s bestuur. Bijvoorbeeld Agnes van Ardenne (toenmalig minister voor Ontwikkelingssamenwerking) maakte in 2006 bekend de bijdrage te verhogen, geflankeerd door internationale boegbeelden als Koningin Rania (GAVI-bestuurslid) die Nederland prees. Nederland gebruikt ook NGO’s als Cordaid of het Nederlandse Rode Kruis als doorgeefluik voor GAVI/COVAX-gerelateerde hulpgelden. Verder is Prinses Máxima (nu Koningin Máxima) als UNSGSA (UN special advocate) indirect betrokken bij globale initiatieven, al is haar focus financieel-inclusie, haar netwerk overlapt wel met global health financiers (World Bank, Gates Foundation). Al deze connecties betekenen dat beslissingen van GAVI of WHO resoneren in NL: toen GAVI bijvoorbeeld in 2021 opriep tot herverdeling van vaccins, ging Nederland 20 miljoen AstraZeneca-doses via COVAX doneren. Dit soort beleid ontstaat in een netwerk van diplomatie en morele druk vanuit de internationale organisaties waar men deel van uitmaakt.
World Economic Forum (WEF) en Wellcome Trust – Hoewel geen gezondheidsorganisatie, is het WEF een belangrijke ontmoetingsplaats waar Nederlandse leiders en topambtenaren (bijv. van Financiën en VWS) jaarlijks netwerken met gezondheidsorganisaties en bedrijven. CEPI is bijvoorbeeld mede op WEF gelanceerd. Mark Rutte heeft op het WEF publiekelijk ondersteuning uitgesproken voor initiatieven als de Coalition for Pandemic Preparedness en sloot zich aan bij het “Call to Action” van Klaus Schwab voor public-private cooperation in pandemiebestrijding. Critici wijzen erop dat Rutte’s correspondentie met Schwab (bekend geworden via Kamerbrieven) een nauwe band suggereert waarbij agenda’s (zoals “Build Back Better”) via informele netwerken worden uitgewisseld. Dit kan worden gezien als normalisatie van bepaalde beleidskeuzes: door WEF-framing wordt bijvoorbeeld het idee gelanceerd dat private partners onmisbaar zijn, wat daarna ook in Nederlandse strategieën (zoals de Global Health Strategy 2023-2030) terugkomt.
De Wellcome Trust, een van ’s werelds grootste medische goede doelen, heeft formeel geen Nederlandse tak, maar het financiert wel onderzoek in Nederland en werkt samen met Nederlandse experts in coalities. Zo is Wellcome partner in CEPI en GloPID-R (Global Research Collaboration for Infectious Diseases) waar Marion Koopmans voorzitter van de adviesraad is. Dit betekent dat Nederlandse wetenschappers mee prioriteiten bepalen voor door Wellcome gesteunde projecten.
Historisch zijn er interessante continuïteiten: tijdens de vogelgriep (H5N1) crisis halverwege de jaren 2000 financierden zowel Wellcome als EU projecten waar Ron Fouchier en Osterhaus bij betrokken waren voor griepvaccinonderzoek. De Foundation for Innovative New Diagnostics (FIND) en het European Vaccine Initiative (EVI) hadden eveneens connecties met RIVM/academia. In zekere zin lopen er dus ononderbroken lijnen van eerdere FAIR-achtige samenwerkingsverbanden naar de huidige architectuur met CEPI/GAVI.
Media, Communicatie en Normalisatie
De rol van media en communicatiekanalen is cruciaal gebleken in het normaliseren van pandemiebeleid en het creëren van draagvlak voor technologie zoals mRNA-vaccins. In Nederland zagen we een nauw samenspel tussen experts, overheidsvoorlichting en journalistiek:
- Experts in de media – Bekende virologen en artsen werden regelmatig in talkshows en nieuwsprogramma’s opgevoerd. Marion Koopmans, Diederik Gommers, Andreas Voss, en Marc Bonten traden op als duiders. Dit gaf het publiek inzicht, maar er werden zelden hun eventuele belangen vermeld. Zo wist menige kijker niet dat Koopmans ook in WHO-adviesgroepen zat of dat Marc Bonten betalingen van farmaceutische studies had ontvangen – dingen die op zich openbaar zijn, maar in de media-uitingen niet benoemd werden. Dit embedded journalism versterkte een eensluidende boodschap (“volg de wetenschap, neem maatregelen/vaccins”), wat bijdroeg aan legitimatie van het beleid. Tegelijk leidde het tot kritiek dat alternatieve visies minder ruimte kregen. Media versterkten de status van deze experts, die daardoor nog invloedrijker werden in netwerken.
- Overheidscommunicatie en pr – VWS zette bewust in op gedragscampagnes (“Alleen samen krijgen we corona onder controle”) en werkte samen met communicatiebureaus. Via sociale media werden bijvoorbeeld infographics verspreid door het RIVM en de rijksoverheid, vaak in samenwerking met omroepen (bijv. voor de #ikdoemee campagne). Er was sprake van lobby-invloed op media: niet in de zin van omkoping, maar door financiering van bepaalde journalistieke projecten. De Europese Commissie en fondsen als de Gates Foundation hebben subsidies verstrekt aan journalistieke organisaties om desinformatie te bestrijden. Hoewel concrete Nederlandse gevallen moeilijk te traceren zijn, is bekend dat de Gates Foundation wereldwijd media steunt (zoals The Guardian). In Nederland ondersteunde de stichting BMGF bijvoorbeeld de Global Health section van het Clingendael instituut en bepaalde academische posities, wat indirect het discours beïnvloedt.
- Normalisatie van mRNA-technologie – Toen mRNA-vaccins (Pfizer/BioNTech en Moderna) werden goedgekeurd, besteedden Nederlandse media aandacht aan de achtergrondverhalen (bijv. hoe op Universiteit Utrecht Karikó’s RNA-ontdekking werd onthaald) en benadrukten ze de kracht van innovatie. Bedrijven als BioNTech werden neergezet als redders. Hierbij vermeldden sommige tech-journalisten dat mRNA ook potentie heeft voor kanker (met verwijzing naar lopende trials, o.a. in NKI) – dit creëerde een narratief dat mRNA veilig en toekomstgericht is, hetgeen maatschappelijke acceptatie vergrootte. Die normalisatie gebeurde ook via influencers: jonge artsen en wetenschappers namen actief deel aan Twitter-discussies om mythes te ontkrachten.
- Legitimatie via bestaande netwerken – Bepaalde denktanks en stichtingen in Nederland hebben bijgedragen aan het frame dat pandemiebeleid “noodzakelijk en onvermijdelijk” was. Denk aan het Wetenschappelijk Medisch Instituut (WMI) van het CDA of de rapporten van de KNAW over virusbestrijding. Hierin zaten vaak auteurs die zelf onderdeel waren van bovengenoemde netwerken (hoogleraren, RIVM-mensen). Door hun autoriteit legitimeerden ze beleid en technologie naar politiek en publiek.
Media kritisch op netwerken – Er zijn ook journalisten en platforms die het netwerk zelf onderzochten. Platform Authentieke Journalistiek en Follow the Money publiceerden over de banden tussen OMT-leden en farmaceutische industrie (bijv. honoraria voor spreekbeurten of onderzoeksgeld). NRC en de Volkskrant doken in de WOB-documenten van het ministerie, waaruit bleek hoe lobbygroepen zoals de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (farmalobby) steeds contact zochten met VWS tijdens de crisis. Dit soort onthullingen droeg bij aan checks and balances door de netwerkcorruptie te belichten. Ook werd duidelijk dat media zelf onderdeel zijn van het netwerk: sommige OMT-leden (zoals infectioloog Andreas Voss) schreven opinieartikelen in kranten terwijl ze beleid adviseerden – een kruisbestuiving van communicatie en besluitvorming.
Conclusie
Uit deze netwerkanalyse blijkt dat Nederland een dicht verweven web kent van personen en instituten op het snijvlak van wetenschap, beleid, industrie en internationale samenwerking. Enkele thema’s springen eruit:
- Personele en institutionele overlap: Sleutelfiguren als Marion Koopmans en Ab Osterhaus vervulden gelijktijdig rollen in nationale adviesorganen, wetenschappelijke onderzoeksteams en internationale gremia. Dit kan synergie opleveren (kennis stroomt snel tussen domeinen), maar brengt ook risico’s van belangenverstrengeling. Nederlandse instituten (Erasmus MC, RIVM/Intravacc) fungeren als knooppunten waar zowel overheid als bedrijfsleven op steunen voor expertise en capaciteit.
- Financieringsstromen en belangen: Nederland investeert fors in globale initiatieven (GAVI, CEPI) wat internationale prestige en invloed oplevert. Tegelijk is de eigen vaccinproductie-infrastructuur grotendeels geprivatiseerd, waardoor Nederland voor nieuwe vaccins afhankelijk is van multilaterale inkoop en goodwill van multinationals. Financiële stromen lopen twee kanten op: Nederlandse bedrijven profiteren van CEPI/EU-fondsen, maar dit gebeurt op basis van global-health prioriteiten waar ook private stichtingen als Wellcome/Gates de agenda mede bepalen.
- Netwerkcorruptie vs. transparantie: De case-Osterhaus 2009 is een schoolvoorbeeld van hoe een netwerk van experts, gesponsord door industrie, beleidsbeslissingen kon kleuren. Inmiddels is de bewustwording hierover groter en worden adviezen openbaar gemaakt met verstrekking van COI-formulieren. Toch blijven er informele netwerken (bijv. oud-politici in bedrijfsbesturen, wetenschappers in adviesraden van farmaceuten) die invloed uitoefenen buiten het zicht. Continue journalistieke en parlementaire controle is noodzakelijk om deze netwerken eerlijk te houden.
- Historische continuïteit: Nederland’s betrokkenheid bij wereldwijde infectieziektebestrijding gaat van het leveren van pokkenvaccins in de jaren ‘70, via het delen van polio-productietechniek vanuit Bilthoven in de jaren ‘90, tot het mede-oprichten van CEPI in 2017 en het financieren van Disease X onderzoek nu. De namen van platforms veranderen (FAIR, Global Health Security, CEPI), maar vaak zijn het dezelfde instituten en soms dezelfde mensen die meebewegen. Dit continuum betekent dat huidige beleidskeuzes (bijv. meebetalen aan een pandemieverdrag of een nieuwe vaccinpatentregeling) gestoeld zijn op decennia ervaring en netwerken.
- Media en legitimatie: Publieke opinie wordt gevormd via media-optredens van netwerkleden. Over het algemeen heeft de Nederlandse pers het pandemiebeleid ondersteund en de wetenschap als autoriteit neergezet, wat legitimiteit gaf aan ingrijpende maatregelen en nieuwe vaccintechnologie. Pas later klonken er kritische vragen over de eenzijdigheid van die experts en hun banden. In het nieuwe normaal na COVID is er bredere aandacht voor transparantie: OMT-leden publiceren nu hun nevenactiviteiten, en VWS moet lobbycontacten rapporteren. Dit alles is een direct gevolg van de blootgelegde netwerken.
Samenvattend: Nederland beschikt over een breed netwerk van experts, instituten en bedrijven dat een sleutelrol speelt in mRNA-technologie en pandemische paraatheid. Dit netwerk opereert niet geïsoleerd, maar is via personen, financiering en samenwerkingsverbanden diep vervlochten met internationale organisaties. Hierdoor kan Nederland boven zijn gewicht meespelen in globale gezondheidsarena’s – maar het vraagt ook constante waakzaamheid om te zorgen dat publieke gezondheid voorop blijft staan en niet ondergeschikt raakt aan private of institutionele belangen. De case van Intravacc’s verkoop en Osterhaus’ dubbele petten dienen als waarschuwing én les: goede governance van deze netwerken is essentieel voor vertrouwen en effectiviteit in de volgende pandemie.
Bronnen: Deze analyse is gebaseerd op een scala aan bronnen, waaronder parlementaire stukken, officiële persberichten en academisch onderzoek. Enkele key references zijn parlementaire notulen over de Osterhaus-affaire, CEPI en GAVI persberichten over Nederlandse bijdragen, wetenschappelijke artikelen en proefschriften over de rol van Nederlandse instituten in mondiale vaccinontwikkeling, en journalistieke onderzoeken naar belangenverstrengeling binnen het pandemienetwerk. Deze zijn door het stuk heen geannoteerd ter verificatie en nadere lezing.