De Beheerde Revolutie: Van Morele Verontwaardiging naar Technocratische Overname
We worden geacht te geloven dat mondiale governance een toevallig bijproduct is van crisisbeheersing — een soort patchwork van goedbedoelde samenwerking die ontstond na oorlogen, pandemieën en andere uitzonderlijke gebeurtenissen. Maar wie die mythe nog gelooft, leest kennelijk uitsluitend het script. In werkelijkheid gaat het om een doorlopende implementatie van een oude blauwdruk: ideologisch, systematisch en historisch te traceren tot ver vóór de 20ste eeuw. Wat men presenteert als spontane evolutie, is in wezen een geleide transitie.

De keten begint steevast met verontwaardiging. Een ‘civil society’-organisatie, zogenaamd onafhankelijk en grassroots, escaleert een incident — soms met geweld, soms met theatrale symboliek. De media, gecoördineerd tot in de semantiek, vertalen het incident onmiddellijk tot een ‘morele noodsituatie’. Er is sprake van onrecht. Iemand moet iets doen. Deze morele framing is geen reactie, maar het eerste bedrijf in een bekend vijfdelig script.
Dan verschijnt het respectabele NGO-front ten tonele. Niet zomaar een stichting, maar één met General Consultative Status bij de Verenigde Naties. Hun rol? Het incident formaliseren. De chaos wordt agendapunt. Onder het mom van ‘het algemeen belang’ wordt het probleem semantisch vastgezet, gedefinieerd in termen die alleen binnen de technocratische toolkit kunnen worden opgelost. De gebruikelijke partners — Trilateral Commission, Wereldbank, WEF — staan al klaar.
Vervolgens wordt het dossier overgedragen aan de modelbouwers van het mondiale milieucomplex: IIASA, IPCC, en aanverwanten. Wat eerder een moreel appèl was, krijgt nu een pseudo-wetenschappelijke ruggengraat. De ‘beste beschikbare consensus’ — een term die academisch klinkt, maar inhoudelijk vaak een politiek compromis is — verleent de illusie van urgentie, neutraliteit en onafwendbaarheid. “De wetenschap is duidelijk,” klinkt het dan, terwijl elke vorm van dissidentie wordt gedegradeerd tot ketterij.
Daarna verschuift het toneel naar Davos, Genève en de coulissen van de Verenigde Naties. Hier wordt het plan vertaald naar implementatiestrategie. Het WEF en zijn intergouvernementele en private partners operationaliseren het zogenaamd neutrale ‘goede doel’. De oplossing blijkt steevast te liggen in een nieuwe organisatie, een nieuwe multilaterale raad, of een ‘speciale eenheid’ — allen ingebed in een web van bestaande instituties die zichzelf versterken en dupliceren.
Dit cyclische model is geen toeval, maar het expliciete model van Wolfgang Reinicke’s Trisectoral Network. WEF en Trilateral Commission droegen actief bij aan de uitwerking van deze blauwdruk, die exact dit vijfstappenproces beschrijft. Technologisch werd het gevat in The Black Box, moreel verpakt in Cloaked in Care. Het is een gestroomlijnd regime van perceptiemanagement, beleidsconsolidatie en governance zonder verantwoording.
Maar deze formule is niets nieuws. Wie de annalen van de Comintern induikt, ziet hoe tijdens het 7e Wereldcongres van 1935 de ‘United Front’-strategie werd uitgelegd: een geleidelijke, institutioneel verpakte invoering van socialisme, uitgevoerd via de instellingen van de vijand zelf. NGO’s — toen al voorgesteld als gecontroleerde fronten — waren daarin cruciaal. Wat vandaag als ‘civil society’ wordt verkocht, was in de blauwdruk van Dimitrov een verlengstuk van partijmacht.
En toch gaat de wortel dieper. De economische kant van deze transitie, vaak onderbelicht in sociale analyses, vindt haar oorsprong in Lenin’s Nieuwe Economische Politiek, die via Bukharin terugleidt naar Eduard Bernstein. Deze Marxistische revisionist greep terug op Julius Wolf — een naam die slechts in voetnoten verschijnt, maar wiens ideeën over monetaire centralisatie uiteindelijk institutioneel verankerd werden in de Bank for International Settlements.
Wolf’s visie ging verder dan financiën. Hij zag het belang van centrale sturing van economische stromen, niet enkel monetair, maar als bestuursstructuur. Dit idee vond later zijn systemische expressie in de opkomst van cybernetische governance — waarin sociaal, economisch en technologisch bestuur samensmelten tot één adaptief controlemechanisme. Wat Alexander Bogdanov, een vergeten maar cruciale figuur, ‘empiriomonisme’ noemde, was de conceptuele voorloper van dit model: een systeem waarin elk paradigma geldig is, zolang het het ‘algemeen belang’ dient — uiteraard gedefinieerd door de elite die boven de dialectiek staat.
Het is dan ook geen toeval dat de Fabian Society in 2023 pleitte voor de fusie van fiscaal en monetair beleid in één gecoördineerd orgaan: het Economic Policy Coordination Committee. Een voorstel dat als ondenkbaar gold tot het moment waarop de Britse regering van Truss en Kwarteng de laan uit werd gestuurd — niet door het volk, maar door de Bank of England. Democratie als façade; technocratie als regime.
De rode draad? Het monistische principe van Marx en Engels — centrale controle over de materiële basis — maar dan geïnterpreteerd via een steeds subtieler wordend netwerk van mediërende instellingen. Van centrale banken tot NGO’s, van academische raden tot supranationale panels: allen positioneren zich als de neutrale beheerder boven het conflict. Wat Marx nog als klassenstrijd omschreef, wordt nu herverpakt als ‘systemische ongelijkheid’, ‘klimaatcrisis’ of ‘informatie-epidemie’ — elk beheerd door dezelfde eliteklasse, onder het vaandel van ‘het algemeen belang’.
Deze zogeheten mediator class rechtvaardigt haar positie via Critical Theory — een denkkader waarin permanente onrechtstructuren bestaan, die alleen kunnen worden beheerd, nooit opgelost. Het gevolg is een permanente interventiestaat, verpakt als ‘multi-stakeholder governance’. En net als in Bogdanovs model is elk paradigma toepasbaar — zolang het ten dienste staat van systeembehoud.
Vandaag opereren WEF, VN-organisaties, centrale banken en ‘onafhankelijke’ denktanks in geconcerteerde coördinatie. Ze beheren het conflict. Ze reguleren de discursieve ruimte. En ze positioneren zichzelf als de enige geloofwaardige stem van rede en wetenschap.
Maar achter deze façade is het de controle over krediet — de flow of capital — die de werkelijke macht bepaalt. Zoals Wolf al stelde in 1892: wie krediet beheerst, beheerst het hele systeem. En in zijn model is er geen derde partij. Geen democratische correctie, geen volkssoevereiniteit. Er is slechts één as: die tussen centrale bank en staat — en zelfs die wordt ondergeschikt gemaakt aan de internationale coördinatiestructuur.
Is dit het resultaat van chaos? Nee. Dit is geen falen. Dit is een ontwerp.
Wat we meemaken is de gecontroleerde overgang naar een mondiale structuur waarin sociale, ecologische en economische domeinen worden samengebracht in een cybernetisch netwerk van controle. Wetenschap als rechtvaardiging, ethiek als dekmantel, governance als permanente interventie. De langzaam geboren technocratische orde – de voltooiing van een traject dat begon met de Bank Charter Act van 1844.
Wij zijn geen toeschouwers van geschiedenis. Wij bevinden ons middenin een beheerde transitie naar mondiale wetenschappelijke socialisatie – gelegitimeerd door het ‘algemeen belang’, gestuurd door kneedbare consensus, en voortgestuwd door een elite die zich boven elke dialectiek plaatst.
Alles leidt terug naar 1844.
De rest was slechts implementatie.
